StadsWeb

Stad meer dan droag brôôd

Content

StadsWeb

StadsColumn

Op deze website mag een pittige column natuurlijk niet ontbreken. Van september 2005 tot begin september 2007 heeft Joost van de Putte deze taak op zich genomen. Daarna ging Sundaygirl tot mei 2009 als vaste columnist in op zaken die haar bezig hielden. Sinds 2011 hebben we het zonder columnist stellen, maar in maart 2021 is de vergulde haan op de Stadse kerktoren die soms hoog van de toren blaast.

----------

Kwas even ut durp uut, dat beurt niet zoveul. Noe dat komt zo mun jongste zuster weunt al un mienke jaeren an de overkante in die zeit eleke keer wanneer kom je noe us bie mun kiekke. Dus hut most ter mar us van komme.

Ik zou u vandaag (en de komende twee weken) kunnen vergasten op reeds uitgesproken zinnen en teksten die de laatste dagen na Koninginnedag veelal uitgesproken of opgeschreven zijn.

Het lijkt mij zo dat hier op Stad steeds minder getolereerd wordt van elkaar. Hard tegen hard en de criticaster vaart er wel bij. Wat bedoel ik nou precies??

Door omstandigheden is mijn normaal rijkelijk vloeiende inspiratie tot een (hopelijk tijdelijke) stop gekomen. Daarom verveel ik u voor deze ene keer met feitjes, die er verder toch niet toe doen.

Tegenwoordig niet meer uit het huishouden weg te denken. Waar vele jaren geleden bijna een heel huis aan ruimte nodig was om één computer te herbergen, zijn de computers nu nog geen liniaal lang en een paar centimeter dik.

Als ventje van un jaer of tien speulden we veul met are jonguns op hut gors. Op un keer sprake we of om aak us poffertjes te gaen bakken. Allemaele moste dan van thuus iets mee nemen. De één un fles maalk, de andur blom, enz. enz. Zaalf most ik un poffertjespan meeneme.

Ik heb onlangs voor het eerst het werk van kanker en de gevolgen ervan, van redelijk dichtbij mogen/moeten meemaken. Helaas heeft diegene het niet overleefd.

Hoe zou ik het vinden als morgen of volgende week mijn buurman aan de deur staat, om mij vervolgens mede te delen, dat vanaf dat moment mijn huis voortaan van hem is en dat ik het met hem moet delen.

Dol zijn we erop; regels. Zonder dit fenomeen zou de mensheid, Nederlanders in het bijzonder, verloren zijn. Voor alles, maar dan ook werkelijk alles, hebben we regels, die we, doormiddel van voorbeeld dan wel door opvoeding ingeprent krijgen.

Ik ha de vorege keer gezeit dat ik wat meer zou vertelle hoe mun zustur noe weunt. Noe daer is even niks van gekomme, ik bin un tietje in de lappemande geweest. Mar ik bin noe weer wat opgeknapt dus bin ik weer mar us in de pen geklomme

Kunt u het zich nog de tijd herinneren, dat u een programma op tv koos en vervolgens zonder onderbreking het hele programma kon bekijken? Ik moet goed mijn best doen om het voor de geest te halen.

Nou ja, natuurlijk niet zoals wij stervelingen "leven" zien. Maar zijn nalatenschap leeft wel degelijk. Onbegrijpelijk vind ik het, dat er mensen zijn die heel wreed tegen hun kinderen zeggen dat Sinterklaas niet bestaat.

Kwas un paer daegen bie mun zuster op veziete. Ze is un tieje geleje verhuusd naer un aar huus. Un senioreweunien hiet dat noe, vroegur zeije ze un bejaerdeweunieng mar dat mag je niet meer zaage. Ze heit noe allus geliekvloers zak mar zaage.

Vreemde wezens zijn het. Of eigenlijk zijn wij. Want ook ik ben lid van deze sekse. En dat ben ik niet altijd met evenveel trots. Kijk, dat wij het sterkere geslacht zijn heeft de tijd wel bewezen