StadsWeb

Stad meer dan droag brôôd

Content

StadsWeb
Afgelopen week ben ik op bezoek geweest bij familie de Boed. Ze zijn al 59 jaar gelukkig getrouwd. Ver van Stad hebben ze elkaar leren kennen. Ze genieten samen al enkele jaren van hun pensioen.

Door Bettine Trommel

Afgelopen week ben ik op bezoek geweest bij familie de Boed. Ze zijn al 59 jaar gelukkig getrouwd. Ver van Stad hebben ze elkaar leren kennen. Ze hebben drie kinderen. Co, Arie en Martje. Verder vijf kleinkinderen en één achterkleinkind. Ze genieten samen al enkele jaren van hun pensioen. We beginnen ons gesprek.

Meneer de Boed is geboren buiten Stad, maar wel in de gemeente Middelharnis. Ook op de Blijkert hebben ze een tijdje gewoond. Vandaar uit moest hij lopend naar school op Stad. Alle dagen, behalve op maandagochtend, dan moest hij z'n moeder helpen met het stampen van de was. Eerst met een houten stamper, daarna met een koperen.

Op z'n tiende jaar is hij op Stad in de frelle (wat nu de Kerkstraat is) komen wonen. Dit was vroeger een dubbele rij huisjes, ze waren wel klein maar niet duur. Ze betaalden één gulden huur per week. Ze waren met acht kinderen thuis. Half Stad woonde in die tijd in de frelle, er was daar maar één gezin met een toilet met emmer. Op een nacht had het nogal hard gevroren en waren alle behoeften vastgevroren in de emmer. Toen hebben ze de emmer eerst op de kachel moeten zetten voordat het eruit gehaald kon worden. Je begrijpt wel wat een onmetelijke stank daar vandaan kwam.

Met zijn broer Willem en met Cor Saarloos haalden ze altijd veel kattenkwaad uit. Belletje trekken, ruitje tikken en dergelijke hoorde er allemaal bij. En als je niet uitkeek, kwam Mulder (de politie) met z'n bamboestokje achter je aan en kreeg je er van langs. Als hij je niet te pakken kon krijgen, stond hij de volgende dag op school en kreeg je alsnog een pak slaag.

Na schooltijd moest er altijd "juun gewied" worden. De vader van meneer De Boed was in dienst bij een boer en die zaaide de uien. De familie De Boed moest het wieden. Ravotten met de juun was er ook bij hoor, maar dan niet als vader je zag, want dan was het niet best. De ouders van De Boed woonden op de Zeedijk. Daar zijn ze tijdelijk naar teruggegaan tijdens de ramp. Meneer De Boed ging toen kijken in de frelle hoe hoog het water stond en of er misschien nog wat spullen boven gezet konden worden. Toen hij daar aankwam, zag hij dat het water al heel hoog stond. Klaas den Hollander zat samen met z'n moeder Jobje op zolder in een huis in de frelle. Omdat het water daar zo hoog stond, moesten ze weg. Maar Jobje was zo dik dat ze niet door het dakraam paste, zodat ze ze een gat in het dak moesten zagen voordat ze eruit kon.

Een typisch Stads gerecht van vroeger was stokvis. In de keuken van moeder De Boed stond dat dan uren te koken en stinken dat het deed. In de winter wilde het nog wel eens dat het Haringvliet dichtgevroren lag. Gerrit van Gurp ging dan als eerste in zijn eentje lopend naar Tiengemeten over het water. Als hij dan heel terug kwam, gingen meneer De Boed met zes of zeven vrienden het ook proberen, maar dan was er vaak voor één van hen een nat pak, omdat het ijs het niet aankon.

Tijdens de oorlog is de familie geëvacueerd naar Noordbroek (Groningen). Daar heeft meneer De Boed zijn vrouw leren kennen. Meneer de Boed vertelt dat ze al drie maanden "vreeën" voordat hij de eerste zoen kreeg van z'n "meissie". Meneer de Boed heeft 27 jaar bij de waterstaat gewerkt in Hellevoetsluis. Hij kan nog steeds genieten van grote schepen als hij die op televisie voorbij ziet komen.

Als meneer De Boed wat zou kunnen veranderen op Stad zouden dat de mensen zelf zijn. De volwassenen zouden minder op de jeugd moeten schelden en iedereen zou vriendschappelijker met elkaar om moeten gaan. De familie zou niet graag meer van Stad weg willen, ze wonen prima naar hun zin in de Nieuwstraat en hopen dat dat nog lang zo mag blijven.